Kurze Zusammenfassung
Willem, Verwalter, und der Konvent von Sint-Gerlach in Houthem erklären, dass sie Hendrik van Retersbeek und Clementia, seiner Frau, Bürgern von Maastricht, eine jährliche Leibrente von neun "mud" (630 kg) und achtzehn Fässern Roggen für die Schenkung von achtzehn "bunder" (14,4 ha) Land in Beek und von Grundstücken in Haasdal schulden. Von den achtzehn "bunder" hängen fünfzehn vom Herrn van Valkenburg und drei von Godfrey van Audesteyde ab, die Grundstücke in Haasdal hängen vom Statthalter von Meerssen ab. Der Verwalter und der Konvent legen auch Klauseln für den Fall des Todes von Hendrik oder Clementia fest. Walram, Herr van Valkenburg, billigt diese Vereinbarung.
Lateinischer Text der Urkunde
Universis presentes litteras inspecturis Willelmus, prepositus, totusque conventus monasterii sancti Gerlaci, Premonstratensis ordinis, salutem et cognoscere veritatem.
Noveritis universi quod nos Henrico de Ritersbeke et Mente, eius uxori, opidanis de Traiecto, de decem et octo bonuariis terre, quorum quindecim tum in area terre arabili et prato, tum in silva consistentia, que tenentur a domino de Falkenborgh, et tria que tenentur a Godefrido de Audesteyde apud Beke, necnon et terris apud Hafkesdale iacentibus, que tenentur de ·· preposito de Mersene, donatione inter vivos de consensu dominorum, de quibus predicte terre tenentur, ab eisdem Henrico et Menta nobis donatis, debemus eisdem singulis annis in festo beati Andree apostoli de predictis terris novem modios, decem et octo vasa siliginis mensure Traiectensis deliberandos dicte Mente et non Henrico predicto quamdiu ipsi simul vixerint infra muros Traiectenses nostris periculis et expensis. Quod si dictus Henricus prius quam dicta Menta obierit, nos ad solutionem duarum partium siliginis predicte tenebimur dicte Mente, a parte tertia liberati. Verum si dicta Menta premoritur, tenebitur dictus Henricus morari infra septa claustri monasterii nostri predicti et nos ei ibidem moranti ad solutionem totalis siliginis predicte necnon et ad deliberationem unius domus, quam commode inhabitet, et ligna competenter pro igne et ad unum porcum valentem decem solidos Leodiensis tenebimur singulis annis quoad vixerit. Ita quod si post mortem predicte Mente idem Henricus ad claustrum predictum, monitus a nobis, non venerit et infra septa predicta ibidem continue moratus non fuerit, nos ei quoad premissa non erimus in aliquo obligati.
In cuius rei testimonium sigilla nostra ·· prepositi et ·· conventus predictorum una cum sigillo viri nobilis Walrami, domini de Falkenborgh, presentibus litteris sunt appensa. Et nos idem Walramus, dominus de Falkenborgh, a partibus supradictis rogati, sigillum nostrum in testimonium consensus nostri premissis adhibenti presentibus litteris duximus apponendum.
Actum et datum anno Domini Mº CCº LXXXº septimo, in vigilia beatorum Petri et Pauli apostolorum.
Niederländische Übersetzung
Willem, proost, en het convent van het premonstratenzerklooster Sint-Gerlach maken bekend dat zij zolang Hendrik van Retersbeek en Clementia, diens echtgenote, burgers van Maastricht, leven, jaarlijks aan Clementia, en niet aan Hendrik, op Sint-Andreas negen mud en achttien vaten rogge Maastrichtse maat verschuldigd zijn, te leveren op hun verantwoordelijkheid en kosten binnen de muren van Maastricht, voor de schenking van achttien bunder land, waarvan vijftien bunder akker-, weiland en bos, afhangend van de heer van Valkenburg, drie bunder, afhangend van Godfried van Audesteyde te Beek, en van gronden te Haasdal, afhangend van de proost van Meerssen. Hendrik en Clementia hebben deze gronden als een schenking tussen levenden aan proost en convent gegeven met instemming van de heren van wie zij deze gronden houden. Ingeval Hendrik eerder overlijdt dan Clementia, dan zijn proost en convent gehouden tot de betaling van twee delen van de voornoemde rogge aan Clementia, maar zijn ze vrijgesteld van de betaling van het derde deel. Indien echter Clementia eerder sterft, dan zal Hendrik verplicht zijn om te verblijven binnen het slot van het klooster en zijn proost en convent gehouden jaarlijks voor hem, zolang hij daar blijft en leeft, (te zorgen) voor de betaling van alle rogge en voor zijn verblijf in één huis, waar hij passend zal kunnen wonen, voor voldoende hout voor het vuur en voor één varken ter waarde van tien schelling Luiks. Indien Hendrik na de dood van Clementia niet naar het klooster komt, hoewel hij daartoe door proost en convent is gemaand, en hij niet zonder onderbreking binnen het slot verblijft, dan zijn proost en convent hem betreffende het voorgaande niets verplicht.
Proost en convent hebben bezegeld, samen met Walram, heer van Valkenburg. Walram, heer van Valkenburg, verklaart op verzoek van de genoemde partijen deze oorkonde bezegeld te hebben ter getuigenis van zijn instemming met het voorgaande.
Gedaan en gegeven op 28 juni 1287.
Nadere toelichting
Lees meerWillem, proost, en convent van Sint-Gerlach (te Houthem) verklaren dat zij aan Hendrik van Retersbeek en Clementia, zijn echtgenote, burgers van Maastricht, een jaarlijkse lijfrente van negen mud en achttien vaten rogge verschuldigd zijn voor de schenking van achttien bunder land te Beek, waarvan vijftien bunder afhangend van de heer van Valkenburg en drie van Godfried van Audesteyde, alsmede gronden te Haasdal, afhangend van de proost van Meerssen, en stellen clausules op ingeval van het overlijden van Hendrik of Clementia. Walram, heer van Valkenburg, hecht zijn goedkeuring aan deze overeenkomst.
Origineel
A. Maastricht, RHCL, toegangsnr. 14.D003, archief klooster Sint-Gerlach te Houthem, inv. nr. 18-1, reg. nr. 23.
Aantekening op de achterzijde: 1º door 17e-eeuwse hand: 1287.
Bezegeling: drie bevestigingsplaatsen voor de aangekondigde zegels van Willem, proost van Sint-Gerlach (te Houthem), van het klooster Sint-Gerlach (te Houthem) en van Walram, heer van Valkenburg, (LS1, LS2 en LS3).
Afschrift
Niet voorhanden.
Uitgave
a. Franquinet, Beredeneerde inventaris St. Gerlach, IV, 25-26, nr. 22, naar A.
Regesten
Haas, inventaris Sint Gerlach, 75-76, reg. nr. 23. – Idem, Chronologische lijst, 82, reg. nr. 217.
Ontstaan en samenhang
Onderhavige oorkonde vertoont geen schriftverwantschap met de oorkonde van Walram, heer van Valkenburg, d.d. 1288.05.01 over de omzet van de vijftien bunder leengrond in allodiale grond te Beek, zie infra nr. 32.
Tekstuitgave
Het onderscheid tussen c en t is niet goed zichtbaar.
Partner
Spender