Nummer 34

1270 mei 4
Typ
Wirtschaftlich
Teilen Sie diese Urkunde

Kurze Zusammenfassung

Arnoud, Priester und Vikar der Kirche van Oeteren, will als Kreuzfahrer zur See fahren und schenkt daher testamentarisch die Hälfte seiner Erbgüter in der Pfarrei von Oeteren der Abtei von Thorn und die andere Hälfte der Abtei Unserer Lieben Frau in Oeteren, mit Ausnahme einer jährlichen Abgabe ("cijns") von vier Kapaunen, die er zuvor der Äbtissin von Thorn geschenkt hatte. Seinem Sohn Jan übertrug Arnoud - unter einer Reihe von Bedingungen - den Nießbrauch an diesen Gütern und seinem sonstigen beweglichen Vermögen . Für die Ausführung seines Testaments und die Überwachung der Bedingungen ernennt er eine Reihe von Personen. Diese geben Jan eine finanzielle Unterstützung, lassen ihn zur Schule gehen und gewähren ihm das Nötige, solange er sich anständig benimmt, denn Arnoud möchte, daß Jan ein Ordensgeistlicher wird. Wenn Jan den Bestimmungen und dem Willen der Testamentsvollstrecker nicht nachkommt, werden die Äbtissinnen von Thorn und Oeteren ihm eine Gelsbuße von zehn Lütticher Mark  geben. Bei seinem Tod sollen die vermachten Güter frommen Zwecken zugute kommen. Die Testamentsvollstrecker sollen nichts ohne die Äbtissin von Thorn tun oder bestimmen. Mit diesem Testament widerrief Arnoud das Vermächtnis oder Testament, das er zuvor vor den Schöffen von Oeteren gemacht hatte.

Lateinischer Text der Urkunde

Universis presens scriptum visuris.

Arnoldus, sacerdos et vicarius ecclesie de Vteren, salutem et scire veritatem.

Noverit universitas vestra quod ego firmum habens proposicio tamquam crucesignatus transferrandi condo testamentum meum in hunc modum: omnia bona mea hereditaria in parrochia de Vteren consistentia lego et in quietam et perpetuam elemosinam confero pro medietate .. personis religiosis, scilicet .. domine abbatisse et conventui monasterii Thorensis, et pro alia medietate .. domine abbatisse et conventui sancte Marie de Vteren, ordinis C[ys]terciensis, exceptis quatuor caponibus quos habui annui census et quos prius dederam et in elemosinam legaveram libere et absolute cum omni iure quo michi tenebantur .. domine abbatisse de Thoren predicte scabinis et aliis quampluribus de Vteren presentibus. Usum autem fructuum dictorum bonorum lego et in puram et perpetuam elemosinam confero [Io]h[anni], puero meo, quamdiu ipsum vivere contingit, cum omnibus aliis bonis meis mobilibus secundum condiciones subscriptas, super quibus omnibus eligo sive constituo executores testamenti mei predicti: dominum Iohannem de Elen, decanum Eykensis conciliia, dominum Fridericum, sacerdotem de Grutrode, et Michaelem de Rotheim, consanguineum meum, volens et ordinans quod ipsi de dictis bonis mobilibus statim se intromittent et usum fructuum dictorum bonorum quamdiu dictus Iohannes vixerit colligant et in bonos usus ad ius predicti Iohannis convertant et eum scolas frequentare diligenter faciant et de dictis bonis ei vice tribuant necessaria quamdiu bene et decenter habuerit se et stare voluerit consilio, ordinationi et voluntati executorum predictorum, quia summe voluntatis mee est et desiderii ut dictus Iohannes ad honorem Dei veniat sub taliquo habitu religios[o]. Si forte, quod absit, dictus Iohannes se minus bene et honeste habere voluerit et malignari cepit, ita etiam quod nec concilio, ordinatione et voluntati predictorum executorum stare vel acquiescere voluerit, [***] predicte domine abbatisse [et] conventisb predicti, tam de Thoren quam de Vteren, predicto Iohanni dare voluerint decem marchas Leod[iensis]. Volo quod a predicto Iohanne penitus sint absoluti et quod de omnibus bonis predictis dicto Iohanni a me legatis se intromittant et eadem omnem suam faciant voluntatem libere et absolute. Quandocumque etiam dictum Iohannem mori contigerit, si quid fuerit, apud executores predictos de omnibus bonis predictis predicto Iohanni a me legatis volo quod ipsi Iohanne defuncto pro remedio anime mee et parentum meorum in bonos usus et pios a dictis executoribus meis converterent. Preterea volo et ordino quod predicti executores nihil penitus de omnibus predictis faciant vel ordinent sine .. domina abbatissa de Thoren, quecumque fuerit pro tempore, cuius ordinationi et dispositioni volo quod dicti executores per omnia stent et aperentur per eam in omnibus predictis tamquam per superiorem. Si quod autem legatum sive testamentum sive donationem prius feceram coram scabinis de Vteren, quia nimus bene et contra salutem anime mee feceram, usus bonorum consilio predictis scabinis de Vteren presentibus revocavi in ecclesia de Vteren, coram altari eiusdem ecclesie et presentibus revoco, volens quod presens testamentum inviolabiliter observetur.

In cuius facti robur et testimonium [r]ogavi .. dominam abbatissam Thorensem et executores predictos ut sigilla sua unacum sigillo meo presenti scripto apponerent et onus in se reciperent testamenti predicti. Nos Goda, .. abbatissa de Thoren, et executores predicti ad preces dicti Arnoldi, sacerdoti, onus dicti testamenti in nos sumentes sigilla nostra unacum sigillo predicti Arnoldi presenti scripto duximus apponenda.

Actum et datum anno Domini Mo CCo septuagesimo, dominica post Philippi et Iacobi apostolorumc.

a verbeterd uit consilii door schrijfhand A.
b aldus A, lees conventus.
c hierna sluitingsteken A.

Niederländische Übersetzung

Arnoud, priester en vicaris van de kerk van Oeteren, maakt bekend dat hij op de volgende wijze zijn testament opstelt omdat hij het voornemen heeft om als kruisvaarder overzee te gaan: al zijn erfgoederen in de parochie van Oeteren schenkt en draagt hij als eeuwige gift voor de ene helft over aan abdis en convent van de abdij van Thorn en voor andere aan abdis en convent van de Onze-Lieve-Vrouweabdij van Oeteren, met uitzondering van een jaarcijns van vier kapoenen die hij eerder vrij en absoluut met alle recht geschonken heeft aan de abdis van Thorn, in aanwezigheid van de schepenen van Oeteren en verscheidene andere personen. Het vruchtgebruik van die goederen te Oeteren schenkt en draagt hij als eeuwige gift over aan zijn kind Jan, zolang die leeft, met al zijn andere roerende goederen volgens de hieronder geschreven voorwaarden. Ten behoeve hiervan heeft hij volgende personen als executeur-testamentair aangesteld: Jan van Elen, deken van Maaseik, Frederik, priester van Gruitrode, en Michael van Rothem, bloedverwant van Arnoud. Arnoud wil en bepaalt dat zij zich de roerende goederen onmiddellijk toeëigenen en de opbrengsten van de goederen innen, zolang Jan leeft, en deze aan hem uitkeren. Ook moeten ze hem naar de scholen doen gaan en hem op hun beurt uit de genoemde goederen het noodzakelijke toekennen, zolang hij zich goed en fatsoenlijk gedraagt en zich houdt aan het oordeel, de bepaling en wil van de executeurs, omdat het Arnouds hoogste verlangen is dat Jan ordesgeestelijke wordt. Indien Jan zich minder goed en eervol zou willen houden en zich kwaadaardig begint te gedragen, zodanig dat hij zich niet aan het oordeel, de bepaling en wil van de executeurs houdt noch hen terwille is, dan zullen de abdissen en conventen van Thorn en Oeteren aan Jan tien mark Luiks geven. En Arnoud wil dat beide kloosters hiermee gekweten zijn van verdere uitgaven aan Jan en dat zij zich de genoemde goederen, door Arnoud aan Jan gelegateerd, zullen toeëigenen en er geheel vrij hun wil mee doen. Wanneer Jan komt te overlijden, dan zullen de executeurs de goederen die Arnoud aan Jan gelegateerd heeft, voor het zielenheil van Arnoud en zijn ouders aanwenden ten bate van vrome en goede zaken. Bovendien wil Arnoud dat de executeurs niets van de voorafgaande zaken zullen doen of bepalen zonder de abdis van Thorn, wie het te zijner tijd ook zal zijn, en dat zij zich zullen houden aan alles wat door de abdis in alle voorgenoemde zaken is bepaald als hun meerdere. Aangezien het legaat, testament of schenking dat Arnoud eerder voor de schepenen van Oeteren had opgesteld minder goed was en ten nadele van zijn zielenheil, heeft hij na advies het gebruik van de goederen voor de genoemde schepenen in de kerk van Oeteren herroepen en herroept het voor het altaar van de genoemde kerk en wil dat dit tegenwoordig testament ongeschonden wordt nageleefd.

Arnoud heeft aan de abdis van Thorn en de executeur-testamentairs gevraagd om deze oorkonde samen met hem te bezegelen en de last van dit testament op zich te nemen. Guda, abdis van Thorn, en de executeurs hebben hieraan gehoor gegeven en de oorkonde bezegeld.

Gedaan en gegeven op 4 mei 1270.

Genannte Personen
Arnoud, priester en vicaris van de kerk van Oeteren, vader van Jan
abdis en convent van Thorn
abdis en convent van de Onze-Lieve-Vrouweabdij te Oeteren
abdis van Thorn
Jan, zoon van Arnoud, priester en vicaris van de kerk van Oeteren
orde van Cîteaux
schepenen van Oeteren
Jan van Elen, deken van Maaseik
Frederik, priester van Gruitrode
Michael, heer van Rothem, ridder, bloedverwant van Arnoud, priester en vicaris van de kerk van Oeteren
Guda van Rennenberg, abdis van Thorn
Genannte Orte
Oeteren
Münze von Lüttich
Ausgabe
Geertrui Van Synghel
Der folgende Text wird nicht übersetzt, wenn eine andere Sprache ausgewählt wird
Teilen Sie diese Urkunde

Partner

Spender

Familie Beijer
© 2023 WaarvanAkte.eu, eine Initiative der Stichting Limburgse Oorkonden
Erstellt von Hive Collective