Nummer 6

(1171 december 25 -) 1172 (september 23)
Typ
Kirchlich
Teilen Sie diese Urkunde

Kurze Zusammenfassung

Odilia, Äbtissin von Thorn, gibt bekannt, daß Godfried van Heinsberg die Magd Aleid, die zur Kirche von Geilenkirchen gehörte, mit Zustimmung des Pfarrers von Geilenkirchen als Ministeriale in die Kirche von Thorn versetzt hat. In Anwesenheit mehrerer Zeugen und Berater legte Aleid den Eid auf die Kirche von Thorn ab und gelobte der Äbtissin Treue. Sollte Aleid Kinder zur Welt bringen, wird ihr letzter Sohn ihr Erbe antreten. Wenn sie keinen Sohn hat, wird dies die letzte Tochter sein. Alle anderen Kinder werden zwischen der Kirche von Thorn und Godfried van Heinsberg aufgeteilt.

Lateinischer Text der Urkunde

In nomine sanctę et individuę Trinitatis.a

Ego Odilia, Dei gratia Thoronensis ęcclesię abbatissa, notum esse volo quod et litteris pronuncio quia dominus Godefridus Heimesbergensis puellam quandam nomine Adeleidam, quę erat ęcclesię in Geilenkirche, inde absolvit et hoc fecit consilio et cooperatione Gozwini, sacerdotis, illius ęcclesię pastoris, et contradidit eam nostrę Thoronensi ęcclesię, tali traditione ut sit ipsa Adeleidis nostrę iam dictę ęcclesię ministerialis et eiusdem iuris cum ministerialibus nostris sicut iustum est. Hoc autem sic factum est quia dominus Godefridus commendavit puellam duobus liberis et nobilibus viris Theoderico de Thudern et Heriberto de Beggendorph sub suo nomine id perficere tanquam ipsemet illud ageret. Qui profecto sic ambo illam intulerunt nostrę Thoronensi ęcclesię coram omnibus nobis qui merito adesse debuimus ad huius rei testimonium. Ipsa vero fecit ęcclesię sacramentum super reliquias sanctorum fidem ministerialitatis servare ipsi ęcclesię. Et mihi quidem promisit fidelitatem sicut abbatisse ministeriales promittere debent. Quę si genuerit, tunc debet ei in hereditate postremus succedere filius, et omnes alii, sive filię sive filii, debent dimidiari unde pars altera domini Godefridi debet esse et altera nostrę remanebit ęcclesię. Quod si ei nullus fuerit filius, tunc debet filię eius extremę hereditas esse et dividendę sunt alię sicut prelibatum est. In actione autem huius rei consilio affuerunt domino Godefrido: Gozwinus, sacerdos de Geilenkirche, pastor ęcclesię, Godescalcus de Coslar, Hezelo de Bulo, Meinerus de Tripz, Adam de Folkenrode. Michi autem affuerunt consilio: Sigewiz, decana, Amabilia, ęcclesię editua, et cum eis totus noster conventus, Theodoricus, decanus et noster canonicus, Wilhelmus, noster pariter canonicus, Theodericus de Monte, Godefridus de Cimiterio, Cůnradus, Reinfridus et alii quamplures nostrę ecclesię ministeriales qui huic rei interesse debuerunt. Nobis autem ambobus, id est domino Godefrido et michi, pari modo affuerunt de Hubach: Otto, sacerdos et ęcclesię pastor, Theodericus de Trinhusen, Gerlacus de Mulenbach, Heribordus de Gozlo et Hugo et alii quamplures ad nos pertinentes.

Ut autem hęc firma permaneant et rata, feci ea conscribi et scripta sigillavi sigillo ęcclesię nostrę sicut id fieri omnibus notum est.

Acta sunt hęc anno ab incarnatione Domini millesimo cen[te]simo LXXoIIo, indictione quinta, anno autem Friderici, im[p]eratoris, vicesimo, episcopatus vero Růdolphi, nostri antistitis, quarto, regnante in perpetuum Domino nostro Jhesu Christo feliciter, amenb.

a gedeeltelijk geoblongeerd A.
b vanaf regnante gedeeltelijk geoblongeerd en sluitingsteken A.

Niederländische Übersetzung

Odilia, abdis van de kerk van Thorn, maakt bekend dat Godfried, heer van Heinsberg, een zeker dienstmeisje, genaamd Aleid, toebehorend aan de kerk van Geilenkirchen, op advies en met medewerking van Gozewijn, priester, pastoor van Geilenkirchen, van die kerk heeft losgemaakt en haar aan de kerk van Thorn heeft gegeven op een dusdanige wijze dat Aleid ministeriaal is van de kerk van Thorn en dat zij onder hetzelfde recht valt als de ministerialen van de abdij van Thorn, zoals terecht is. Dit is echter aldus gedaan dat Godfried het meisje heeft toevertrouwd aan de vrije en adellijke mannen Dirk van Tüddern en Herbert van Beggendorf om dit onder zijn naam uit te voeren alsof hij dit zelf zou doen. Dirk en Herbert hebben haar inderdaad de kerk van Thorn binnengevoerd in het bijzijn van allen die waardig waren om aanwezig te zijn tot getuigenis van deze zaak. Aleid heeft zelf de eed aan de kerk afgelegd op de relieken van de heiligen om de trouw van de ministerialiteit aan de kerk van Thorn te bewaren. En aan Odilia, de abdis, heeft zij eveneens trouw beloofd zoals ministerialen die aan de abdis moeten beloven. En als Aleid kinderen baart, dan zal haar laatste zoon haar als erfgenaam opvolgen, en alle anderen, hetzij dochters, hetzij zonen, moeten verdeeld worden; het ene deel moet aan Godfried, heer van Heinsberg, toekomen en het andere zal bij de kerk van Thorn blijven. Maar als Aleid geen zoon zal hebben, dan dient de erfopvolging bij haar laatste dochter te liggen en de anderen dienen verdeeld te worden zoals hiervoor gesteld is. Bij de uitvoering van deze zaak waren ter raadgeving voor Godfried aanwezig: Gozewijn, pastoor van Geilenkirchen, Godschalk van Koslar, Hezelo van Bulo, Meiner van Trips, Adam van Volkenrath. Voor de abdis waren ter raadgeving aanwezig: Sigewiz, dekanes, Amabilia, kosteres van de kerk, en met hen het hele convent, Dirk, deken en kanunnik van Thorn, Willem, kanunnik van Thorn, Dirk van Berg, Godfried de Cimiterio (van de Kerkhof), Koenraad, Reinfried en verscheidene andere ministerialen van de kerk van Thorn die bij deze zaak aanwezig moesten zijn. Voor Godfried, heer van Heinsberg, en voor de abdis waren eveneens aanwezig uit Übach: Otto, priester en pastoor van de kerk, Dirk van Drinhausen, Gerlach van Müllenbach, Herbert van Gürzel, Hugo en verscheidene anderen die tot de abdij van Thorn behoren.

Odilia heeft bezegeld met het zegel van de kerk van Thorn.

Gedaan in 1172.

Genannte Personen
Odilia, abdis van Thorn
Godfried, heer van Heinsberg
Aleid, toebehorend aan de kerk van Geilenkirchen, ministeriale van de abdij van Thorn
Gozewijn, pastoor van Geilenkirchen
kerk van Thorn
Dirk van Tüddern
Herbert van Beggendorf
Godschalk van Koslar
Hezelo van Bulo
Meiner van Trips
Adam van Volkenrath
Sigewiz, dekanes van Thorn
Amabilia, kosteres van Thorn
convent van Thorn
Dirk, deken en kanunnik van Thorn
Willem, kanunnik van Thorn
Dirk van Berg, ministeriaal van de abdij van Thorn
Godfried de Cimiterio (van de Kerkhof), ministeriaal van de abdij van Thorn
Koenraad, ministeriaal van de abdij van Thorn
Reinfried, ministeriaal van de abdij van Thorn
Otto, pastoor van Übach
Dirk van Drinhausen
Gerlach van Müllenbach
Herbert van Gürzel
Hugo
Frederik I, keizer
Rudolf, bisschop van Luik
Genannte Orte
Übach
Ausgabe
Geertrui Van Synghel
Der folgende Text wird nicht übersetzt, wenn eine andere Sprache ausgewählt wird
Teilen Sie diese Urkunde

Partner

Spender

Familie Beijer
© 2023 WaarvanAkte.eu, eine Initiative der Stichting Limburgse Oorkonden
Erstellt von Hive Collective