Kurze Zusammenfassung
Siegfried, Dekan, und die Kanoniker des Kapitels von Saint-Servaas in Maastricht setzen Marsilius, Abt von Saint-Gillis auf dem Publémont bei Lüttich, in den Besitz von neun Morgen beim Dorf Aaz und drei Hufen in Aaz, so dass die Abtei diese in erblichem Besitz hat, solange der Abt nicht gegen die festgelegten Bedingungen verstößt.
Lateinischer Text der Urkunde
In nomine sancte et individuę Trinitatis.
Quum personis ęcclesiasticis religiose viventibus et profectui ęcclesię Dei fideliter invigilantibus reverentię et [honoris prosecutio] digne exhibenda est, eapropter ego Syfridus, Dei gratia decanus, ceterique fratres mei ęcclesię Beati Servatii [que est in Traiec]to, canonici, viris conversatione et devotione reverendis, scilicet Marsilio, ęcclesię Sancti Egidii que est in Public[o] Monte abbati, [et] Lamberto, eiusdem ęcclesię priori, deferentes petitionem eorum utpote spiritualium fratrum nostrorum effectui mancipavimus. Ipsum enim abbatem investivimus novem bonuariis adiacentibus villę que dicitur Az et tribus curtilibus in eadem villa iacentibus, ratum habentes ut ęcclesia de Publico Monte eadem bona in hereditariam possessionem obtineat quamdiu abbas eiusdem ęcclesię condictę et subscriptę pactionis tenorem non cassaverit. Hec autem est pactio: abbas tenetur solvere nobis singulis annis de prememoratis bonis tres solidos census Traiecti sub testimonio duorum canonicorum nostrorum a festo sancti Remigii infra octo dies. Prefato autem abbate Marsilio ab hac vita subtracto, successor eius a die quo in sedem abbatis promotus fuerit, infra XL dies Traiectum venire tenetur et fratri nostro cui predictę hereditatis census solvitur de iure sibi deputato tres solidos impendere. A quo conventui presentatus per manum decani et eiusdem fratris premissa hereditate sine dilatione, sine refragatione investietur et fratribus amam vini amministrabit in testimonium et decano sextarium. Hec autem singuli abbatum qui substituentur, exequi tenentur. Si quisque eorum aliquid premissorum neglexerit, ecclesia de Publico Monte prememorata bona irrecuperabiliter perdet et eius ex integro carebit et ęcclesia nostra decetero lib[ere] ea possidebit.
Huius pactionis et actionis testes sunt: de fratribus ęcclesię nostrę: ego Syfridus, decanus, Heinricus, scol[a]rum magister, Gunterus, cantor, Thomas, Gerlachus, Geuehardus, Godefridus; nobiles: Alexander, Heinricus de Binga, Erpo, Steppo, Heinricus de Kenzwilre, Heinricus de Visela, Retherus; Baldewinus, cellerarius, Heinricus de Colonia, Lambertus et alii quamplu[re]s; de fratribus de Publico Monte hii testes notati sunt secundum abbatis petitio[nem]: Marsilius, abbas, Lambertus, prior, Heinricus, magister, Reinerus, cantor, Bruno, custos.
Acta sunt hec anno ab incarnatione Domini Mo Co LXXIIIo, indictione VI, regnante Friderico, Romanorum imperatore, Rudolfo, Leodii existente episcopo, Garsendonio, Mantuano episcopo, ęcclesię Sancti Servatii preposito.
Niederländische Übersetzung
Siegfried, deken, en de kanunniken van de Sint-Servaaskerk te Maastricht hebben op verzoek van Marsilius, abt, en Lambert, prior van Sint-Gillis op de Publémont, Marsilius in het bezit gesteld van negen bunder bij het dorp Aaz en drie hoeven in dat dorp. Zij bekrachtigen dat de kerk van Publémont die goederen in erfelijk bezit verkrijgt zolang de abt geen inbreuk maakt op de afgesproken en ondertekende overeenkomst die als volgt luidt: de abt dient elk jaar uit die goederen binnen acht dagen na de feestdag van de heilige Remigius drie schelling cijns van Maastricht te betalen, waarbij twee kanunniken van Sint-Servaas als getuige optreden. Na het overlijden van abt Marsilius dient zijn opvolger binnen veertig dagen na zijn bevordering tot abt naar Maastricht te komen en aan de broeder, aan wie die cijns van voornoemd erfgoed wordt betaald, de drie schelling te verschaffen waar deze recht op heeft. Degene die door het klooster van Publémont is gepresenteerd, zal door de hand van de deken en diezelfde broeder van de Sint-Servaaskerk zonder uitstel en zonder tegenwerking met voornoemd erfgoed worden bekleed en tot getuigenis daarvan aan de broeders één aam wijn aanbieden en aan de deken één sister. Alle daaropvolgende abten dienen dit ten uitvoer te brengen. Zodra één van hen iets daarvan verwaarloost, verliest de kerk van Publémont die goederen onherroepelijk en zal de Sint-Servaaskerk ze voortaan vrij bezitten.
Getuigen van deze overeenkomst zijn: van de broeders van de Sint-Servaaskerk: Siegfried, deken, Hendrik, schoolmeester, Gunter, voorzanger, Thomas, Gerlach, Gevehard, Godfried; de edellieden: Alexander, Hendrik van Bingen, Erpo, Steppo, Hendrik van Kinzweiler, Hendrik van Visela, Rether; Boudewijn, keldermeester, Hendrik van Keulen, Lambert en vele anderen; van de broeders van Publémont zijn er volgens het verzoek van de abt deze getuigen: Marsilius, abt, Lambert, prior, Hendrik, magister, Reinier, voorzanger, Bruno, koster.
Gedaan (tussen 25 december 1172 en 23 september) 1173.
Nadere toelichting
Lees meerSiegfried, deken, en de kanunniken van het Sint-Servaaskapittel te Maastricht stellen Marsilius, abt van Sint-Gillis op de Publémont te Luik, in het bezit van negen bunder bij het dorp Aaz en drie hoeven te Aaz, zodat de abdij deze in erfelijk bezit heeft zolang de abt de vastgestelde voorwaarden niet verbreekt.
Origineel
[A]. Niet voorhanden.
Afschrift
B. gelijktijdig, Maastricht, HCL, toegangsnr. 14.B002A, archief kapittel van Sint-Servaas te Maastricht, 1062-1707, inv. nr. 306, zwaar beschadigd, naar [A].
Uitgaven
a. Habets, ‘Codex diplomaticus’, 31-33, nr. 37 (gedateerd 1173), naar B. – b. Flament, ‘Het Rijksarchief’, 434-435 (gedateerd 1173), naar B. – c. Hackeng, Het middeleeuwse grondbezit, 300-301, nr. 78 (onvolledig) (gedateerd 1173), naar B.
Regesten
Doppler, ‘Verzameling’, 250-251, nr. 51 (gedateerd 1173). – Haas, Chronologische lijst, 29-30, nr. 36 (gedateerd 1173). – Nuyens, Inventaris Sint-Servaas, 86, nr. 306 (gedateerd 1173). – DiBe ID 10985 (gedateerd 1173).
Datering
Het gebruik van de kerststijl in het bisdom Luik is verondersteld. De terminus ante quem wordt nader bepaald door het einde van de opgegeven zesde indictie, die loopt tot 23 september 1173.
Ontstaan
Het perkament van onderhavige oorkonde is zwaar beschadigd en de drie laatste regels zijn geschreven rondom een grote ronde uitsparing. In deze uitsparing zijn met een kwartslamp sporen van een andere tekst waargenomen, wat wijst op het hergebruik van het perkament. Hoogstwaarschijnlijk heeft het Sint-Servaaskapittel vrijwel gelijktijdig een afschrift vervaardigd ten behoeve van de eigen pachtadministratie. Flament, ‘Het Rijksarchief’, 434, beschouwt het onder B genoemde document als het origineel, meer bepaald als een renversaal van de overeenkomst met de Sint-Gillisabdij op de Publémont te Luik. In dat geval had dit op naam van de Luikse abdij moeten staan. Hij signaleert ook een afgevallen zegel, maar er zijn geen sporen van was op het perkament aangetroffen. Weliswaar is een deel van de oorkondetekst rondom de uitsparing geschreven, wat zou kunnen wijzen op het aanbrengen van een opgedrukt zegel, maar er is geen snede voorhanden of een stukje perkament om er het zegel aan te bevestigen. Dit maakt het onwaarschijnlijk dat deze oorkonde ooit bezegeld is geweest. In de oorkondetekst is ook geen bezegeling aangekondigd. Een eigentijds afschrift door het Sint-Servaaskapittel ligt dan ook voor de hand.
Tekstuitgave
De lacunes in B zijn aangevuld naar de uitgave door Flament, die een betere editie is dan Habets.
Partner
Spender



.avif)





