Kurze Zusammenfassung
Adolf van Scherfte, Willem van Vormesnijt und Willem van Kemenade, Ritter, erklären, daß Geertrui, Witwe von Gerlach van Übach, und ihre Söhne Jan, Willem, Dirk und Gerlach von Guda (van Rennenberg), Äbtissin, und dem Konvent von Thorn angemessen entschädigt wurden, weil Gerlach von einer gewissen Person, genannt Wraedsche, gefangen gehalten wurde.
Lateinischer Text der Urkunde
Nosa Adolphus de Scherfte, Wilhelmus de Vormesniit et Wilhelmus de Caminata, milites, universis presentes litteras visuris salutem.
Noveritis quod Gertrudis, relicta Gerlaci bone memorie de Vbach, ac eius filii Iohannes, Wilhelmus, Theodericus et Gerlacus propter hoc in nostra constitib presentia sponte et libere recognoverunt quod religiosa domina Guda, abbatissa, et .. conventus Thorensis monasterii supradicto Gerlaco et eisdem relicte et filiis plenarie satisfecerunt de omni dampno, principali et accessorio, quod ipse Gerlacus se asseruit sustinuisse pro eo quia .. quidam, dictus Wraedsche cognomine, eundem Gerlacum super prefatas .. abbatissam et conventum, ut dicebatur, captivaverat et in captivitate ditinuerat minus iuste, protestantes expresse et promittentes bona fide sine dolo quod ipsi de cetero occasione capitivitatis prenotate antedictis domine .. abbatisse et conventui super dampnis aliquibus in iudicio extollendis extra iudicium nullam movebunt in posterum aliquatenus questionem.
In cuius recognitionis testimonium nos Adolphus, Wilhelmus et Wilhelmus, milites predicti, ad petitionemc Gertrudis et filiorum eius .. predictorum sigilla nostra appendimus huic scripto.
Datum anno Domini Mo CCo nonagesimo nono, in crastino Nativitatisd beati Iohannis Baptistee.
a vergrote initiaal A.
b aldus A, lees constituti.
c vanaf hier tot en met Domini onder de pliek A.
d vanaf hier tot en met Baptiste onder de pliek A.
e hierna sluitingsteken A.
Niederländische Übersetzung
Adolf van Scherfte, Willem van Vormesnijt en Willem van Kemenade, ridders, verklaren dat Geertrui, weduwe van Gerlach van Übach, en haar zonen Jan, Willem, Dirk en Gerlach in hun bijzijn vrijwillig en vrij hebben erkend dat Guda, abdis, en het convent van de abdij van Thorn aan Gerlach en zijn weduwe en zoons volledige genoegdoening hebben geschonken inzake elke schade, hoofd- en bijzaak, die Gerlach beweerde geleden te hebben omdat een zekere persoon, bijgenaamd Wraedsche, hem zeer onterecht gevangen genomen en in gevangenschap gehouden had namens abdis en convent. Zij verklaren uitdrukkelijk en beloven te goeder trouw en zonder list dat zij in de toekomst inzake deze gevangenschap geen enkele actie buiten het gerecht zullen ondernemen wanneer er tegen abdis en convent over enige schade zal worden geprocedeerd.
Adolf, Willem van Vormesnijt en Willem van Kemenade hebben op verzoek van Geertrui en haar zonen bezegeld.
Gegeven op 25 juni 1299.
Nadere toelichting
Lees meerAdolf van Scherfte, Willem van Vormesnijt en Willem van Kemenade, ridders, verklaren dat Geertrui, weduwe van Gerlach van Übach, en haar zonen Jan, Willem, Dirk en Gerlach voldoende gecompenseerd zijn door Guda (van Rennenberg), abdis, en het convent van Thorn omwille van de gevangenschap van Gerlach door een zekere persoon, bijgenaamd Wraedsche.
Origineel
A. Maastricht, HCL, toegangsnr. 01.187A, archief Vrije Rijksheerlijkheid Thorn, inv. nr. 87.
Aantekeningen op de achterzijde: 1o door 17e-eeuwse hand: Ein sohns etliger mitt der abdissen, 1299. – 2o door 18e-eeuwse hand: V boven doorgestreepte O, Z?.
Bezegeling: één uithangend bevestigd zegel, dat aangekondigd is, namelijk: S3 van Willem van Kemenade, van witte was, beschadigd; en twee bevestigingsplaatsen voor de aangekondigde zegels van Adolf van Scherfte en Willem van Vormesnijt (LS1 en LS2). Voor een beschrijving en afbeelding van S3, zie Venner, ‘Zegels Thorn’, 45-46.
Uitgaven
a. Franquinet, Beredeneerde inventaris Thorn, 94, nr. 61, naar A. – b. Habets, Archieven Thorn, 82-83, nr. 87, naar a.
Regest
Haas, Chronologische lijst, 104-105, nr. 289 (gedateerd 1299 juni 23).
Partner
Spender