Kurze Zusammenfassung
Die Schöffen (Ratsherren) von Maastricht verkünden die Einigung im Streit um die Güter des Ritters Godfrey von Heer, zwischen dem Verwalter und dem gesamten Konvent von Sint-Gerlach in Houthem einerseits und Wolter van Mesch, Bürger von Maastricht, Jutta und Mathilde, Enkelinnen von Godfrey von Heer, und ihrem Vormund Leonius andererseits. In Anwesenheit der Ratsherren von Maastricht, des Bürgermeisters und der Ratsherren von Heer sowie von Verwandten und Freunden von Jutta und Mathilde vereinbarten die Parteien, dass der Verwalter und der Konvent von Sint-Gerlach von den strittigen Gütern fünf "bunder" (= etwa 4 ha) Ackerland, das zum Hof van Heer gehörte, als Erbbesitz erhalten sollen. Wolter van Mesch, Vormund Leonius, und Mathilde, die Mutter von Jutta und Mathilde, verzichten zu Gunsten des Verwalters und des Klosters auf die genannten fünf "bunder" Land. Der Verwalter und der Konvent verzichteten ihrerseits zu Gunsten von Wolter, Jutta und Mathilde auf alle anderen Güter von Godfrey von Heer, sowohl innerhalb als auch außerhalb von Maastricht.
Lateinischer Text der Urkunde
Nosa Godefridus dictus Diues, Manegoldus, Godefridus, filius domine Ose, Baldewinus de Molendino et ceteri Traiectensis oppidi scabini notum facimus universis hoc scriptum inspecturis quod cum de bonis Godefridi de Here, militis, esset controversia inter prepositum et conventum sancti Gerlaci, Premonstratensis ordinis, Leodiensis dyocesis, ex una parte et Walterum de Meske, oppidanum Traiectensem, Iuttam et Meghtildem, filias Ade, filii dicti Godefridi, militis, et Leonium, earum tutorem, ex altera, in talem coram nobis et villico et scabinis de Here et cognatis et amicis dictarum Iutte et Meghtildis, filiarum Ade, concordarunt compositionem quod prepositus et conventus sancti Gerlaci de bonis prenominatis quinque bonuaria terre arabilis a curia de Here pendentia hereditario iure perpetualiter obtinebunt; et sic omnis actio et querimonia ratione dictorum bonorum habita cessabit. Ad integritatem autem huius compositionis predicti Walterus de Meske et Leonius necnon et Meghtildis, mater prefatarum Iutte et Meghtildis, filiarum Ade, ad opus sepedictorum prepositi et conventus sancti Gerlaci memorata quinque bonuaria terre coram nobis et prefatis villico et scabinis de Here effestucaverunt. Prepositus autem et conventus prenotatus omnia cetera bona predicti Godefridi, militis, tam intra oppidum quam extra oppidum Traiectense iacentia ad opus prefatorum Walteri de Meske et Iutte et Meghtildis, filiarum Ade, similiter effestucaverunt. Additur preterea huic compositioni talis cautela quod si post dicte Iutta et Meghtildis, filie Ade, cum ad annos venerint discretionis, de dictis bonis suscitare voluerint questionem, ipso facto cadent in eandem excommunicationis sentenciam in qua tenebantur ante compositionem, et causa manente in eo statu quo fuit ante presentem ordinationem, procedetur secundum retroacta iure ecclesiastico, contra easdem sicut debebat procedi tempore compositionis.
Facta est autem hec compositio anno Domini millesimo ducentesimo quinquagesimo tertio, mense aprili.
Et ut rata maneat et robur firmitatis obtineat, ad petitionem predictorum Leonii et Meghtildis, matris dictarum Iutte et Meghtildis, filiarum Ade, sepedicto preposito et conventui sancti Gerlaci dedimus presentem litteram, prenominatorum Godefridi et Manegoldi, item Godefridi et Baldewini, scabinorum Traiectensium, sigillorum munimine roboratamb.
a hiervoor aanvangsteken,vergrote initiaal A.
b hiernasluitingstekens A.
Niederländische Übersetzung
Godfried Dives (de Rijke), Manegold, Godfried, zoon van vrouwe Osa, Boudewijn de Molendino (van de Molen) en de overige schepenen van Maastricht maken bekend dat, toen er een geschil gerezen was over de goederen van Godfried van Heer, ridder, tussen proost en convent van het premonstratenzerklooster Sint-Gerlach, in het bisdom Luik, enerzijds, en Wolter van Mesch, burger van Maastricht, Jutta en Mathilde, dochters van Adam, zoon van Godfried van Heer, en Leonius, hun voogd, anderzijds, er in aanwezigheid van schepenen van Maastricht, van meier en schepenen van Heer en van verwanten en vrienden van Jutta en Mathilde een akkoord gesloten is waarbij proost en convent van Sint-Gerlach uit die goederen van Godfried eeuwig vijf bunder akkerland, afhangend van de hof van Heer, naar erfelijk recht zullen hebben, waarmee iedere actie en geschil over deze goederen zal ophouden. Voor de volledigheid echter van deze overeenkomst hebben Wolter van Mesch, Leonius en Mathilde, moeder van Jutta en Mathilde, dochters van Adam, ten behoeve van proost en convent van Sint-Gerlach afstand gedaan van de genoemde vijf bunder in aanwezigheid van schepenen van Maastricht en van meier en schepenen van Heer. Proost en convent hebben echter evenzo ten behoeve van Wolter van Mesch, Jutta en Mathilde afstand gedaan van alle overige goederen van Godfried van Heer, ridder, zowel binnen als buiten Maastricht liggend. Bovendien is aan deze overeenkomst een zodanige voorwaarde toegevoegd dat Jutta en Mathilde, wanneer zij tot de jaren des onderscheids zijn gekomen en een geschil willen opwerpen over deze goederen, zij hierdoor weer in dezelfde veroordeling van excommunicatie zullen vervallen zoals vóór de overeenkomst en de zaak blijft in dezelfde toestand als vóór deze overeenkomst. Dan zal tegen hen worden geprocedeerd volgens de retroacta naar kerkelijk recht zoals men ten tijde van de overeenkomst zou procederen.
Deze overeenkomst is gemaakt in de maand april 1253.
Op verzoek van Leonius en Mathilde, moeder van Jutta en Mathilde, hebben Godfried Dives (de Rijke), Manegold, Godfried, zoon van vrouwe Osa, en Boudewijn de Molendino (van de Molen), schepenen van Maastricht, deze oorkonde bezegeld en aan proost en convent van Sint-Gerlach gegeven.
Nadere toelichting
Lees meerSchepenen van Maastricht oorkonden inzake het geschil over goederen van Godfried van Heer, ridder, tussen proost en convent van Sint-Gerlach (te Houthem) enerzijds en Wolter van Mesch, burger van Maastricht, Jutta en Mathilde, dochters van Adam, zoon van Godfried van Heer, en hun voogd Leonius anderzijds dat ten overstaan van hen, meier en schepenen van Heer en verwanten en vrienden van Jutta en Mathilde overeengekomen is dat proost en convent van Sint-Gerlach uit de betwiste goederen vijf bunder akkerland, afhangend van de hof van Heer, naar erfelijk recht zullen hebben. Wolter, Leonius en Mathilde, moeder van Jutta en Mathilde, hebben ten behoeve van proost en convent afstand gedaan van genoemde vijf bunder en proost en convent hebben op hun beurt ten behoeve van Wolter, Jutta en Mathilde ook afstand gedaan van alle overige goederen van Godfried van Heer, zowel binnen als buiten Maastricht.
Origineel
A. Maastricht, RHCL, toegangsnr. 14.D003, archief klooster Sint-Gerlach te Houthem, inv. nr. 34, reg. nr. 8. Gelinieerd.
Aantekeningen op de achterzijde: 1o door 13e-eeuwse hand: Littera de Heer. – 2o door laatste kwart 14e-eeuwse hand: X. – 3o door 17e-eeuwse hand: 1253. – 4o door 18e-eeuwse hand: Litere Godefridi de 5 bonnariis in Here, num. 75.
Bezegeling: vier uithangend bevestigde, dubbel doorgestoken zegels, die aangekondigd zijn, namelijk: S1 van Godfried Dives, schepen van Maastricht, van witte was, beschadigd. – S2 van Manegold, schepen van Maastricht, van witte was, beschadigd. – S3 van Godfried, zoon van vrouwe Osa, schepen van Maastricht, van witte was, beschadigd. – S4 van Boudewijn de Molendino, schepen van Maastricht, van witte was, beschadigd. Voor een beschrijving van S1, S2, S3 en S4, zie Venner, ‘Zegels klooster Sint-Gerlach’, 160-162.
Afschrift
B. 1735, Maastricht, RHCL, toegangsnr. 14.D003, archief klooster Sint-Gerlach te Houthem, inv. nr. 1 (cartularium) = Privelegien ende register der obligatien en andere erffcontracten des adelijcken cloosters van St. Gerlach, p. 121-122, onder de rubriek: Litere Godefridi de 5 bonnariis terre arabilis de Here hereditarie possidendis, en in de marge: Num. 75, met opgave van vier bezegelingsplaatsen, naar A.
Uitgaven
a. Franquinet, Beredeneerde inventaris St. Gerlach, IV, 10-12, nr. 7 (gedateerd april 1253), naar A. – b. Nève, De dertiende-eeuwse schepenoorkonden, 3-4, nr. 1253.04.00 (met vertaling), (gedateerd april 1253), naar A.
Regesten
Haas, Inventaris Sint Gerlach, 70, reg. nr. 8. (gedateerd april 1253). – Idem, Chronologische lijst, 48, reg. nr. 101 (gedateerd april 1253).
Datering
Het gebruik van paasstijl in het bisdom Luik is verondersteld, zie Camps, ONB I, XXI, en Dillo en Van Synghel, ONB II, XVII. Aangezien het paasjaar 1253 loopt van 18 maart 1253 tot 10 april 1254, is zowel de datering 18-30 april 1253 mogelijk als 1-9 april 1254.
Ontstaan
De schrijfhand van onderhavige oorkonde vertoont gelijkenis met die in de oorkonde van Dirk II, heer van Valkenburg, d.d. 1254.07.05, én met de hand die vier jaar later twee oorkonden mundeerde voor het klooster Sint-Gerlach, zie infra nrs. 10, 13 en 14. Deze originelen hebben ook eenzelfde opmaak: de scriptor heeft de oorkondetekst niet op de aangebrachte liniёring geschreven, maar ruim boven deze lijnen.
Partner
Spender