Kurze Zusammenfassung
Philipp I., Erzbischof von Köln, beurkundet, dass Kunisa van Reifferscheid zusammen mit ihrem Vater, dessen Erben und ihrem Ehemann einerseits und Herzog Godfried III. van Leuven als Lehnsherr zusammen mit seinen Söhnen Hendrik, Adelbert und mit Hendrik III. van Limburg andererseits den Teil der Zehnten von Lommersum, den Kunisa von Godfrey zu Lehen hatte, an die Abtei Kloosterrade übertragen.
Lateinischer Text der Urkunde
Ego Phylippus Dei gratia sanctę Coloniensis ecclesię archiepiscopus notum facio tam presentibus quam futuris in perpetuum quod quod quędam Kuniza filia Herimanni de Riferscheit cum eodem patre suo et omnibus coheredibus suis, simul etiam cum marito suo Herimanno quandam partem decimę, quam a duce Louaniense Godefrido iure beneficii possederunt, per manus ipsius ducis Rodensi tradiderunt ecclesię et coram idoneis testibus sollemniter postea huic suo renunciaverunt feodo. Quo facto tam ipse dux quam filii eius Heiricus et Albertus [dominusque Henricus] de Limburch pro anima dominę Margarete uxoris prenominati ducis omniumque parentum suorum predictam decimam Rodensi tradiderunt ecclesię, ad quam ecclesia de Lomuntsheim iure fundi pertinet.
Hoc ergo ut ratum et inconvulsum permaneat, episcopali auctoritate banno nostro munimus et sigilli nostri impressione roboramus.
Acta sunt anno dominicę incarnationis M C LXX VI, indictione VIIII, concurrente IIII, coram testibus idoneis quorum hec sunt nomina: Bruno prepositus maioris domus in Colonia, Hubo decanus, Lotharius prepositus Bunnensis, Symon prepositus Sancti Gereonis.
Niederländische Übersetzung
Filips, aartsbisschop van Keulen, maakt bekend dat Kunisa, dochter van Herman van Reifferscheid, samen met haar vader en al diens mede-erfgenamen en met haar echtgenoot Herman een zeker deel van tiend, die zij in leen hielden van Godfried, hertog van Leuven, door de hand van Godfried hebben overdragen aan de abdij Kloosterrade en in bijzijn van getuigen afstand hebben gedaan van hun leen. Daarna hebben zowel Godfried als zijn zonen, Hendrik en Adelbert, en heer Hendrik van Limburg deze tiend voor het zielenheil van Godfrieds echtgenote Margereta en hun ouders overgedragen aan de abdij Kloosterrade, waar de kerk van Lommersum volgens het grondrecht toe behoort.
Filips heeft dit bekrachtigd met zijn ban en heeft bezegeld.
Gedaan [tussen 25 december 1175 en 24 december] 1176.
Getuigen waren: Bruno, proost van de domkerk te Keulen, Hugo, deken, Lotharius, proost van Bonn, Simon, proost van St.-Gereon.
Nadere toelichting
Lees meerFilips I, aartsbisschop van Keulen, oorkondt dat Kunisa van Reifferscheid, samen met haar vader, diens erfgenamen en haar echtgenoot enerzijds, en hertog Godfried III van Leuven als leenheer, samen met diens zonen Hendrik, Adelbert en met Hendrik III van Limburg anderzijds, het deel van de tienden van Lommersum, dat Kunisa van Godfried in leen hield, aan de abdij Kloosterrade hebben overgedragen.
Origineel
A. Maastricht, HCL, toegangsnr. 14.D004, archief abdij Kloosterrade, inv. nr. 803, 2. Ernstig beschadigd door scheur, hersteld met een reep perkament aan de achterzijde.
Uitgave
a. Polak en Dijkhof, Oorkondenboek Kloosterrade, 101-102, nr. 43, naar A.
Datering en echtheid
Voor de datering en de eventuele onechtheid van deze oorkonde, zie de uitgave van Polak en Dijkhof.
Partner
Spender